|
• Als de vis goedkoop is stinkt ze (de herkomst ergens van is niet te vertrouwen) • Als een vis op het droge (Iemand die zijn draai niet kan vinden of ergens niet thuis hoort) • Als sardientjes in een blik (stijf boven op elkaar; dicht opeen) • Aan elke goede visser ontsnapt wel eens een aal (iedereen maakt wel eens een foutje) • Achter het net vissen (te laat komen - de waarheid niet kunnen achterhalen) • Achter in de fuik zit de paling (je moet geduld hebben) • Alle vis is geen bakvis (niet alles is even dienstig (of handelbaar of lekker)) • Beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis (Oost West thuis best) • Bezoek en vis blijven drie dagen fris (je moet geen gasten te lang laten logeren want dan ga je je aan hun gewoonten ergeren) • Bij de vleet Er is meer dan voldoende van (een vleet was vroeger een groot visnet) • Boter bij de vis (betaling bij de levering) • Botten blijven platvis (als je dom bent dan blijf je dat) • Beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis (Oost West thuis best) • Bezoek en vis blijven drie dagen fris (je moet geen gasten te lang laten logeren want dan ga je je aan hun gewoonten ergeren) • Bij de vleet (Er is meer dan voldoende van) (een vleet was vroeger een groot visnet) • Boter bij de vis (betaling bij de levering) • Botten blijven platvis (als je dom bent dan blijf je dat) • Dat is een aalshuid (dat is van weinig waarde) • Dat is een echte haai (assertief en bijdehand mens) • Dat is nog geen haaienvin waard (waardeloos) • De boer eet vis als het spek op is (je moet tevreden zijn met wat je hebt) • De baars vergallen (de zaak laten mislukken)• Een Kampersteur (een domme streek) • Een klein visje een zoet visje (een klein voordeel of winstje dat ook met weinig moeite is verkregen) • Een klein visje is een zoet visje (je moet ook met weinig tevreden kunnen zijn) • Een knorhaan pikken (een dutje doen) • Een mens is geen stokvis (iedereen heeft wel eens behoefte aan een verzetje) • Een spiering uitgooien om een kabeljauw te vangen (iets opofferen om er groter nut voor terug te krijgen) • Een spiering uitgooien om een snoek te vangen (met zo min mogelijk kosten proberen maximale winst te behalen) • Een visje uitgooien (proberen of ergens belangstelling voor bestaat) • Eet vis als er vis is (een gunstige gelegenheid moet men niet ongebruikt voorbij laten gaan) • Er is tuk aan de hengel (hij heeft beet) (hij krijgt zijn zin) • Er kan nog een kabeljauw onderdoor (er is ruimte genoeg (brug, speling)) • Er komt een schip met zure appeltjes aan (er komt een regenbui aan) • Er zijn haaien op de kust ( iemand dreigt jouw voordeeltje in te pikken) (er dreigt gevaar) • Geen vin verroeren (geen poot uitsteken) • Grote vissen eten de kleine (de ondergeschikten moeten doen wat de baas zegt) • Haring of kuit ergens van willen hebben (hij wil iets zeker weten of uitgezocht zien) • Haring of kuit willen (van de hoed en de rand willen weten) • Het is alle dagen visdag maar geen vangdag (als de buit of vangst tegen valt) • Het kan niet altijd kaviaar zijn (niet elke dag is een topdag) • Het neusje van de zalm (dat is het allerbeste) • Hij droogt uit als een Harderwijker (iemand die alsmaar vervelender wordt) • Hij gaat de visjes voeren (hij is zeeziek en moet overgeven) • Hij gedraagt zich als een baars (hij is zeer onhandig) • Hij heeft bot gegeten (hij is dom geboren en dat zal hij wel blijven ook) • Hij heeft de hersens van een garnaal (hij is erg dom) • Hij heeft een graat in zijn keel (hij is (spreekt) bekakt) • Hij heeft een haaienmaag (hij kan alles verorberen) • Hij heeft een paling gevangen (iemand die per ongeluk in het water is gevallen) • Hij heeft een schollekop (hij heeft een boeventronie) • Hij heeft een snoek gevangen (iemand die per ongeluk in het water is gevallen) • Hij heeft een vissekop (hij heeft een boeventronie) • Hij heeft het gelijk van de vismarkt (iemand die (altijd) probeert men een grote mond zijn gelijk te krijgen) • Hij heeft met een zilveren (of gouden) hengel gevist (die heeft vis gekocht in plaats van gevangen) (met bedrog zijn doel bereiken) • Hij heeft schelvisogen (Hij kijkt je lodderig, dom of onbetrouwbaar aan) • Hij heeft vissebloed (hij is gevoelloos) • Hij heeft vissebloed (hij is zo koud als een vis) • Hij is lelijk ten haring gevaren (hij heeft zwaar pech gehad) • Hij is niet zuiver op de graat (hij is niet te vertrouwen) • Hij is vis (die is dronken) • Hij is zo gesloten als een oester (hij doet zijn mond niet open) (hij kan een geheim bewaren) • Hij is zo mager als een garnaal (zeer mager zijn) • Hij is zo stoned als een garnaal (ook makreel) (hij is stomdronken) • Hij kijkt als een schelvis (hij kijkt je lodderig, dom of onbetrouwbaar aan) • Hij kijkt als een snoek op zolder (hij is zeer verbaasd) • Hij kijkt als Jonas in de walvis (hij zit benauwd te kijken) • Hij leeft als een vis in het water (hij heeft absoluut geen zorgen) • Hij ligt er bij als een blei (hij beweegt niet (meer)) • Hij loopt te haaien en te draaien (doelloos ronddwalen) • Hij praat visserslatijn (hij blaast zijn prestaties op) • Hij snakt ernaar als een vis naar water (ergens hevig naar verlangen) • Hij vaart de haring over de kop (hij schiet zijn doel voorbij) • Hij vist in troebel water (hij is een profiteur) • Hij zoekt een snoek op zolder (dat is vergeefse moeite) • Hij kan zwemmen als een vis (iemand die zeer goed kan zwemmen) • Hoe meer vis hoe droever water (vele varkens maken de spoeling dun) • Iedereen wat van de stokvis (eerlijk delen) • Iemand uitmaken voor rotte vis (iemand uitschelden voor alles wat mooi en lelijk is) • Ik maak een platvis van je (iemand dreigen in elkaar te slaan) • In een haai en een draai (in een tel) • Je kunt nooit weten waar een paling kruipt (zeg nooit nooit) • Met hem kun je gaan vissen (een prettig persoon in de omgang) • Mossel noch vis (noch het een noch het ander - goed noch slecht) • Naar iets vissen (iets trachten te achterhalen) • Platvis eet je met de ramen open en rondvis met de ramen dicht. (platvis is een zomervis en rondvis is in de winter op z’n best) • Roep geen haring voor hij in het net is (wees niet te voorbarig) • Roep geen mosselen voordat ze aan de wal zijn (verkoop de huid niet voordat de beer geschoten is) • Snoeken op zolder zoeken (vergeefse moeite doen) • Spiering is ook vis, als er niets anders is (als het niet anders kan, wees dan ook tevreden met watje hebt) • Zijn haring braadt daar niet (hij is daar niet welkom) • Zo stom als een vis (iemand die geen woord zegt) • Zo mager als een garnaal (sprot / stokvis) (mager persoon) • Zo kalm als een zalm (een rustig persoon) • Zo Hollands als haring met uitjes (typisch Hollands) • Zo glad als een aal (paling) (hij is geslepen, uitgekookt) • Zo gezond als een vis (heel gezond) • Zo gesloten als een oester (hij zegt weinig en laat niets los) • Zo gesloten als een mossel (hij zegt weinig en laat niets los) • Zo droog als een haring (hij zegt bijna niks)
|
|