Zoetwatervis Alver

Alver

De alver (Alburnus alburnus) is in Nederland een algemeen voorkomende scholenvis. Van onze Nederlandse zoetwatervissen is de alver (na de elrits) degene met het sterkste “schoolgedrag”. Scholen alvers van diverse afmetingen trekken vlak onder het wateroppervlak, meestal in de nabijheid van de oevers. Het zijn zeer actieve visjes, die vaak een grote nieuwsgierigheid ten toon spreiden.

De alver behoort tot de karperachtigen. De paaitijd valt in de periode april-juni. Het afzetten van de eieren vindt plaats in ondiepe oeverzones en gaat gepaard met veel tumult van springende en snel heen en weer schietende visjes. De eitjes blijven kleven aan stenen, waterplanten en takken en komen al uit na ongeveer een week.

De alver wordt niet erg groot. De maximale afmeting ligt rond 25 cm, waarbij de vis een leeftijd van zo’n 10 jaar heeft. In de regel wordt de alver niet groter dan circa 17 cm. De groei van de alver verloopt traag. Na één jaar is de vis 3-5 cm lang. Na drie jaar bedraagt de lengte rond de 10 cm. De vis is dan volwassen en paairijp. De alver bezit een bovenstandige bek en voedt zich met dierlijk plankton. Volwassen exemplaren voeden zich vooral met op het wateroppervlak drijvende insecten. Op de rug gezien, is de alver groenachtig grijs maar heeft een opvallend zilver- tot paarlemoerachtige kleur op buik en flanken. Dit wordt veroorzaakt door guaninekristallen in de schubben.

De alver is niet erg goed bestand tegen hoge watertemperaturen. Al bij 26 °C beginnen ze evenwichtsstoornissen te vertonen en bij een temperatuur van rond 30 °C treedt massaal sterfte op.

Alvers komen voor van West-Europa tot aan de Wolga. Ze zijn inheems in Ierland, Schotland en Scandinavië. Ze komen ook voor in het brakke water van de Oostzee.

In midden en zuid Nederland komt de alver algemener voor dan in het noorden.

Het dier heeft een voorkeur voor open, zwakstromende wateren waarbij het dichte vegetatie lijkt te vermijden. Hij wordt vooral in grote scholen aangetroffen in de rivieren, scheepvaartkanalen en boezemwateren. In kleine, afgesloten wateren ontbreekt de alver veelal.

De alver is sportvistechnisch gezien vooral van belang bij wedstrijden waar op aantal wordt gevist. Geoefende sportvissers kunnen dan honderden exemplaren vangen.

De alver is door zijn manier van azen ook één van de vissoorten in Nederland die zich goed met een kunstvlieg laat vangen. Bij de door de VNV en SVN georganiseerde vliegviswedstrijden worden soms alvers gevangen.

De grootst gemelde alver heeft een lengte van 17cm (2007) en werd gevangen aan een hengel met maden als aas.